Langzaam groeit de weerstand tegen
schoonheid, praal en pracht
Een lied wordt halverwege afgekapt
De woorden raken teveel
De kracht in het gelaat van de zangeres
Is te verblindend schoon
en bij het bonte doek met dansers
draaien de ogen

weg

Het blauw van de hemel
is een vloek geworden
De mezen die stil hangen in de lucht
gedragen door vleugelslag
worden verbannen achter
gesloten gordijnen

Niets is nog verrijking
Maar slaat met angst
En paniek

Ik wil het niet meer kennen
Het zal me verlaten