In de kleine wereld – Kosmos

1
Nu de wereld een pandemie op haar bordje heeft gekregen verkeer ik in aangeraden en zelfverkozen isolatie. Ik smokkel. De buurman kwam hier gisteren nog thee drinken. Zoals we dat lang gewend zijn en niet loslaten. Met gepaste afstand evengoed. Gesprek over eenzaamheid. De vrouw waar hij een week vertoefde. In mijn hoofd zeurt de dronken vrouw die ik al een jaar mis. De manier waarop zij voorovergebogen zicht op haar perfecte kont gaf. Een glimp schaamlippen verradend ook. Hoogste verdieping van een grachtenpand in het centrum van Amsterdam. Lievelingsstad. Luidruchtig volk langs de gracht. Opwaaiende herrie. Leunend uit het raam. Ik aan tafel met mijn thee en telefooncamera. Hart dat sneller slaat bij dat gemis.

Buiten twee meisjes in paasjurkjes als kleine prinsesjes met kroontjes op het fragiele hoofd. De volle moeder die er achteraan rent. Mogelijk houdt ze ze in. Vermijd contact. Anderhalve meter maatschappij. Ik hang aan tafel. Benen op de hocker van mijn oude luie stoel. Het leer ervan ligt nog in de schuur. Klaar voor leerprojecten. Zwepen, armbanden en weet ik wat nog meer. Mattheüspassie via Spotify. Er worden er zoveel aangeboden. Overvloed aan interpretaties. Overal om ons heen. Honderd soorten ham, duizenden wijnen. Een zee aan bieren en broodbeleg. En nu om mij heen. Zovele draden van uit mijn kleine huidige wereld met de grote wereld. Energieën die hier in huis hangen. Doden die tot leven komen. Levenden die nu doods en ver zijn. Soms een lach via een videoverbinding. Kleinkinderen en kroost die ik alleen kan benaderen via het scherm. Hallo Bandoeng? En niet alleen hen ook de geliefde vriendinnen en vrienden. De schrijfvrouw en de brillenvrouw, de eventplanner. Ik zou ze willen. Vasthouden en bestijgen. Huid. Vocht. Gebed.
Erbarme dich.
Kinky masturbatie. Het overblijfsel. Die kont. Die kont. Die kut die ik nam terwijl ze stond. Haar krachtige handen aan de enkels. Midden in haar keuken. Op weg naar bed. Gingen we niet halen. De nood was groots.
Erbarme dich.
Zoveel spoken bezoeken mij. Naakt en overtastbaar toen en nu verworden tot fantasie. Zal de nood zo groot worden dat ik de anderhalve meter opgeef. En wie waagt met mij? Vragen. En een willende lul. Warme armen voor de omhelzing. Lippen kussen. Tongen draaien. Huid vol honger. Sssssst

Woorden die vermeden worden. De buurman en ik. Niet de ziekte noemen. Geen complottheorieen graag. Geen druk. Geen zorg erbij graag. Een visuele rondgang rond de planten dan maar. Leverkruid. Bloemen die eetbaar zijn. Speenkruid niet meer eetbaar omdat het bloeit. Hoeveel informatie bezit mijn hoofd. Bach. Iedere noot herken ik. Jaren niet gedraaid. Gegrift in het geheugen. Andere uitvoering. Alles met wat meer tempo. Akademie für Alte Musik. 2013 Berlin. Anders dan de versie die de 1e achterhield. Waarschijnlijk draait ze die. Welke herinneringen gaan haar door het hoofd? De tranen die kwamen bij me. Spontaan.
Wir setzen uns mit tränen nieder.
De diepe snik. Zo mooi. Kermen vanuit het diepst van de ziel. Tranentrekker die Bach. Hou even stil en luister. Een koor dat aanzwelt.
Erkenne mich, mein Hüter.
Meefluiten. De handen even van het toetsenbord af. Opstijgen naar de onbekende hemel. Snuffelen aan het geloof. Niets weten. Geen zekerheid. Wellicht een verlangen naar een hiernamaals. Een goedgedekte tafel. En allen die er aanzitten. De vader en moeder. De herkenning en vreugde elkaar toch weer te zien. En de goede herder aan het hoofd.
Ich will hier bei dir stehen.
Fluit maar, fluit maar. De bank stond bij het raam. Uitkijkend over de singel. De mensen die gerust en gearmd innig over de brug gingen. Kinderen die rondscharrelen. Alkmaar. Geboortegrond. Ver weg en zo dicht bij.
De esdoorns moeten eruit. Elke dag weer een bosje. Ik haal nieuwe thee. Hij buigt zich over de droge aarde. Trekt er een bos uit. Gooi maar in de bouwmarktemmer. Toch een glimlach omdat hij ze aanbood. Zeven zakken compost die meer al dan een jaar broeien achter in de tuin. Eerst de ellende eruit. Dan uitstrooien. Goed voor de kleine wereld zorgen. Binnen en buiten. Stofzuigen en lappen. De camera’s en doosjes en radio’s afstoffen. In de handen nemen. Weten waar ze vandaan komen. Die wereldboltransistor van de collega waar ik kilometers mee liep. Achter een loopwiel aan. Lantarenpalen inmeten. Bijlmermeer. Telkens weer weigeren iets van zijn brandnetelthee te proeven. Goed voor je. Bloedzuiverend. Ook een Jan. Zachtaardige collegavriend. Radio voor mij. Nooit de thee geproefd.
Zou het nu zo doen. Wel citroenmelisse uit de tuin geplukt. In een beker gestoken. Steeltjes omhoog. Heet water erop. Wachten tot het iets gekoeld is. Voorzichtig nippen. Niet de verwachte frisse smaak. Is mijn tong kapot? Niet meer in staat frisheid te vinden. De pruim is alweer uitgebloeid. Het appelhuisje is leeg. Hangt aan een tak. Wacht op een winter. Voor de mezen en mussen en ander fladdervolk. Overgebleven zaadbollen in de buitenkast.
Samenzitten op de donkerhouten koloniestoelen voor het raam naast de ronde tafel. Moet eens in de lak. Buiten doet hem geen goed. Massief hout? Nee zegt Herman. Multiplex. Wijst de lagen aan. Mijn hoofd knikt. Keer een laklaagje erover. Eerst schoonmaken. Zijn hoofd knikt. Weldadige rust. Geen auto te horen. Vogels fluiten.
Gerne will ich mich bequemen.
De kleine wereld leren kennen. De herinnering vinden in de materie. Het hoofd laten mediteren. Het grote stevige lijf met de stevige compacte tieten. Zo mooi. boven mij. Haar als een kroon om het hoofd. Wat ben je mooi. Ongeloof in de beantwoordende ogen. Legt haar hoofd op mijn buik en proeft. Hand in het vrouwenkroon. Zacht en lustig gekerm. Lijfvrede beleven. Lachend weer opstaan. Energie. Een mooi maal koken. En verdoemde wijn drinken. De vrede verliezen in de roes en dronkenschap.
Sind Blitze, sind Donner in Wolken verschwunden.

Reis door de woonkamer. Reis door de werkkamer. Reis door de slaapkamer. Alle bekenden. Alle vreugde en lust. Verdriet en afscheid. Tabakspot voor de verjaardag gekregen. Van de vader en moeder. Koffie gezet. Taart serveren in de kamer op het Schermereiland. Over de tafel gebogen na hun treinreis. Koffie uit kommen. Taart met mokka van schotels. Blijdschap. Vergeten woorden. Alleen overgebleven warmte. Te midden van de meubels van de overleden oma. Suikerziek. Zwarte voeten. Gevonden door de congierge die de gordijnen om tien uur nog gesloten als een noodsignaal mocht opvatten. Lag naast haar bed. Had begrepen dat de suiker weg was en propte zich vol ijs en taart. De ziekte was niet geweken. Ziekenwagen. Ziekenhuis. Bezoekuur. En die derde keer met de vader aan het begin van de gang stilhouden. Verpleegsters en doktoren snellen haar kamer in. Te laat. Geen afscheid meer in dit leven. Je vader komt me halen sprak de oude vrouw nog tot de moeder die zich na de dood overlaadde met schuld.
O Mensch, bewein’ dein Sünde Gross.
Delftsblauw in de kast samen met ander blauws. Het asbakje van de opticien. Voor oog en oor. Van de neef van de Groningse grootvader. Bizarre contactarme man. Ook Jan. Opa Jan. Zoals ik dat nu ben maar niet met malle grollen en beledigingen. Rare opmerkingen maken naar het eerste vriendinnetje dat me bezocht. Taartje eten. Vragen. En waar smaakt dat naar… en waar smaakt dat naar? Sandra verward opkijkend vanachter haar grote bril. De grollende grootvader: Naar meer! Holle lach. Vervelende kwast. Visenthousiast die na een dag hengelen de grootmoeder een emmer gevangen visjes liet schoonmaken. Gruwel van mijn moeder. Sluimerende vrouwenonderdrukking zonder verzet. Een tegenwoord naar hem genoeg om haar brullend de mond te snoeren. Geduld, geduld!

Niet alles is weegbaar. Planken vol prullaria waarvan veel niet meer draagt dan de plaats waar ik het vond. Uit die winkel. Uit de weggeefkast. Gevonden bij de ingang van een naturistencamping. Simpele steen. Toch gekoesterd. Camping vergeten. Het naaktlopen en -zitten niet. Naakt en seksloos, maar innig tevreden. Kaartspel in de zon. Wijn en goed eten. Worsten en stinkende kazen in een koelbox uit de Franse supermarkt. Overvloedpaleis. Gesmolten ijsblokken. Adembenemend.

Rust. Erbarme dich. Genade zoeken met gevouwen handen. Nu de ketel niet op voor nieuwe thee. Wel klaterpissen met de deur open. Om te horen. De alt die schalt door de kleine wereld. Snel terug naar de speakers. Lopen op blote voeten. Warme zonnige eenzame dag. Buren die langs mijn poortje gaan maar er niet door. Misschien nog wat door de heg praten straks. Meer niet. Heg die volgroeit. Blad als sluier. Buurjongetje dat me niet meer ziet zegt hij. Zie eens hoe snel hij dichtgroeit. En je dacht nog wel dat hij erg kaal was vorige week. Aria voorbij. Nieuwe thee.
Gebt mir meinem Jesum wieder.
Kan me niet losmaken van de muziek en sappige details die me met verleidingslust bevolken. Kom en neem mij. Proef en laat me je valkuil inlopen. Gedeelde woorden. Felle discussie met rondvliegend speeksel. Zorgeloos hoesten en lachen. Zorgen delen. Hoe moet het nu met de wereld. Zonder weet van de isolatie die nu gekomen is. Wat blijft er anders over dan het koor, het orkest, de zangsolisten. Dringende ontroering. Opgezogen worden in eigen woorden. In een kamer in een kleine stad. Een dorp meer. Vol van saaiheid voor een vreemde als ik. Vreugde vinden in buren die op afstand van elkaar een lunch delen in de middentuin. Hoe is het met jou? Werk je nog?
Auf das fest aber hatte de Landpfleger gewohnheit -Lass ihn kreuzigen.
Barrabas!
Ik red het wel zegt de buurvrouw. Heb genoeg te doen. Ver weg ontastbaar. Anderhalve meter. Haar zweet bijna ruikbaar. Opgeschoren haar. Heb het zelf gedaan met filmpjes van Youtube. Best goed gelukt. Zeker. Glimlach terug. Heb het gisteren ook maar weer gedaan. Tondeuse. Heb er twee versleten de afgelopen 22 jaar. Kapper in de spiegel voor mij. Poging tot humor. Glimlacht. Goed smakende kom soep op schoot. Eeuwige soep. Is al vijf dagen oud. Elke dag aanvullen met vers en resten. Vol smaak. Hoe zou zij voelen en bewegen. Hoe is haar huid. De kus. Ken alleen de omhelzing na een goed samenzijn. Rare volgorde toch. Abrupt einde eigenlijk van goed samenzijn. Liever de kleding uit en schuieren en schuren. Huid aan huid. Mondgevoel beleven.

Even een preek begonnen van een half bekende priester. Ook een Jan. Voel een zoeken in zijn woorden maar verlies de concentratie. Verzand in eigen gedachten. Zijn bijdrage toch aan deze dag. Reden plaats te nemen aan het toetsenbord. De voor de hand liggende Bach uitzoeken. Pasen. Heb gisteren al eieren gehad. Tintelingen voelen op de huid en in de geest. Bemerken dat de woorden blijven komen zolang ik halfbewust luister. Controleren telkens hoe dit deel heet. Verhaal volgen. Verhaal maken. Zoeken en vinden in de kleine wereld die bijna overweldigend binnenkomt. Voeten op de hocker. Kussen in de rug. Stoel via via ooit bekomen. Wit nepleer. Op wieltjes mijn eetzetel. Eten met de televisie aan. Kookshow op. Zorgenloos kijken.
O Haupt voll Blut und Wunden.
Lichte bewolking. Verlangen straks de tuin weer in te gaan. Schoon schip maken. Onkruid tussen de tegels verwijderen. Bossen esdoorns verwijderen. Door de heg heen loeren. Bukkende Roos. Rond in haar joggingbroek. Hegporno. Derrière door de groene sluier. Het eigen hoofd schudden. Schelle stem. Boordevol energie. Oude moeder ziek in huis. Jonah die experimenteert met zand en water.

Heeft het nog zin al die stoelen hier in de klein wereld. Komen we ooit nog samen. Vonkenblikken delen. Elkaar nieuwsgierig voelen. Heel voorzichtig. Zo lang geleden al een lijf te voelen. Vol aandacht het vel delen. De volle kwabben. De bolle buik. Opgerichte pik. Dikke eikel. Kusje erop. Verkennen. Natte lippen aan de hand. Kroelen door haar. Vol en zorgeloos zoenen. Elkaar zogen. Vervoeren. Beleven.
Stoelen. Zes stuks. Getal van de liefde. Decor geworden van een verlangen de tafel te delen en vol te plempen met goed voer. Rijke schotels voor mijn gasten. Dagenlang bereid met alle liefde die er mogelijk in kan. Telkens proeven. Kruiden doseren. Koken en stoven. Gevogelte bakken. Groenten smoren. De kast met kruiden en sausen induiken. Blij worden als ik de lievelingskruiden ruik. Komijn, koriander, kurkuma, knoflook en zoveel meer nog. Even een drupje soja op de punt van een vinger. Deze sambal is wel erg heet. De kooklust voeden met inspirerend proeven. Ah ja. Dat kan er ook wel bij. Een beetje zuur. Iets meer peper. Gotske wat is djinten een feest. Blikken, flessen, potten. Een tovenaar in zijn laboratorium. Hunkerende stoelen. Een voor een even op gaan zitten. Kussen in de tuinstoel leggen. Hoofd te rusten. Ogen dicht. Droomflarden in de zon. Ogen die gesloten uitschakelen. Geen licht meer zien maar de dromen die de god me geeft ervaren. Chaos. Onsamenhangend. Luistert hij wel goed naar me. Laat haar verschijnen in mijn tuin op een duistere avond. Zit ik aan de tafel en herken haar. Spring op van mijn eetstoel. Snel naar de deur. En krijt rauw: nee! als de droom op dat moment oplost. Urenlang van de rel. Droom die nooit meer weggaat.
Wat zingt het koor. De evangelist. Aankondigingen. Diep verdriet. Bloed en wonden.

Kleine wereld. Als de kistjes en doosjes. In de meesten weer een andere kleine wereld. Fotoboeken vol verleden en gezichten waarvan veel namen vergeten zijn. Alles ouders, grootouders, overgrootjes en hun vrienden en bekenden. Geheven glazen. Gulle lach. Geposeer. Het eigen ik van baby tot jongeman. Van bolle wangen tot magere tiener. Van zwartwit tot kleur. Alles voor de digitalisering. Ontwikkeld in doka’s. Lampen en baden. Ribbelranden eraan. Kleinoden van een voorbij leven. De vader in verre oorden. In een kano tussen papoea’s. Speervissend. Speren die lang aan de muur van mijn slaapkamertje hingen. Verdwenen in jongensspel. Zoals zoveel oplost en een andere weg volgt dan gepland.
Ruhe Sanfte, sanfte ruh. Klaterend pissen. Mit tränen nieder.

 

2

Avond. Diepe stilte. Lamplicht in alle hoeken. Geen televisie meer nu. Al boeide het verhaal over Chagall me wel. Ik heb de verleiding er meer over te horen en zien weerstaan. Tijd voor mijn woorden. Jasmijnthee. Een nieuwe kilo in huis. Buikloop van de soep. Is morgen weer over. Bekend verschijnsel. Alsof er een reiniging plaats vind. Wat me geen kwaad kan doen. Vol raar geloof. Pentakels sloeg ik in grote nood. Beschermde het afgenomen huis ermee. Riep goden en godinnen aan, klein volk, groot volk. Bezweringen. Wicca. Zwart witte vloer en huis keren zovol als dit. Kamers voor kinderen en bezoekers. Ruimte. Ruimte voor de geliefde boekenvrouw. Altijd hard werkend. Onstuitbaar. Kan avonden doorgaan. Roep ik te stoppen maar wordt genegeerd. Aanvaarding. Muziek, tijd voor muziek. Aan mijn tafel met de voeten op de hocker. Pärt. Ja Pärt moet het zijn. Wie leerde me die kennen? Of was het gewoon nieuwsgierigheid. Een naam gehoord hebben en dan maar eens gaan luisteren en stilte vinden in mijzelf. Spiegel im spiegel. Of nee het koorwerk toch. Stabat Mater. Hemel gaat open. Engelen dalen neer. Vingers verlammen haast bij het horen. Dat ik niet verder zou kunnen. De lichtheid van stemmen. Vullen deze kleine wereld. Weerkaatsen op de tekeningen en schilderijen. De snuisterijen. Gevangen in lamplicht. De vlieger aan het plafond. Rood geel blauw. Draait op de warmte. Klaar om ooit opgelaten te worden. Stijgend op de wind. Hollen over een grasveld. Trekken aan de draad. Hoger hoger hoger. En als die dan de rust gevonden heeft slechts af en toe bijsturen.

Nog geen tien uur. Waar zijn de woorden. Waar is de poort naar een vertelling. De portretten van de ouders in de kast. De jonge vrouw met krullen. De zeeman in zwart wit, maar niet de tekst op zijn pet. Goud. Koninklijke marine. Kijkt de aanschouwer recht in de ogen. Portret voor de krullenvrouw, de moeder, de geliefde die hem vond. Dronken aan een bar in Alkmaar. Totaal verkocht. Bij toverslag. Zoals ze er over vertelde. Met de intonatie alsof het een wonder was. Huwelijk. Kind dat ik ben. Mysteries en leugens. Werd bewust zwanger om niet naar Amerika te hoeven. Zoals ze mijn rokkenvrouw ook aanraadde. Wordt zwanger. Manipulatie. Kind dat mijn dochter is. De filosofe met haar man en zonen. De tijd gaat door. Zeemanshuwelijk was het. Goud. Vaak weg. De wereld over. Maar ik voed de kinderen op. Nooit een aansturing van zijn kant. Op een enkele keer na. De moeder de macht verloren. De zoon die ik ben was haar met een simpel dag voorbijgelopen. Het oude station in Alkmaar. Woede. De vader die vermanend toespreekt. Verloren wat. Thuisgekomen na een avond in de bruine kroeg. Glazen rose drinkend en pratend en van geen schuld bewust. Diepe zucht. Gevoelige vrouw die altijd in stilte snikte. Eenzaam dier. Staand aan het aanrecht. Liederen zingen om zich duidelijk te maken. Het zijn de kleine dingen die het doen. Draaide ik mijn ogen ongezien weg. Zong tot ze min of meer hersteld was. Afwas klaar. Servies weer in de kast. Bestek in de la. Glazen op het blad. Amen.

3 (27-4-20)

Het is wel wonderlijk hier te toeven tussen alles dat van buiten is gekomen in de kleine wereld. De techniek, de knipperende lampjes van televisie, bluetooth, het piepen van de magnetron omdat de kip klaar is die ik zo dadelijk in de curry zal doen. Boontjes, kikkererwten, uien, knoflook, eigen currymix janmix, wortel, mosterdzaad, sambal, vissaus. Lekker pittig maken, pan rijst erbij en het is helemaal klaar. Wonderlijk tussen de geluids- en beelddragers. Flinke overgebleven rij grammofoonplaten. Moet ik ze verkopen? Dvd’s, cd’s, camera’s, radio’s, Teasmade’s. Plotseling opgekomen manie die te verzamelen. Deze week komt er nog een doos. Jammer genoeg ontbreekt aan een het lampenkapje, maar er werd nog een met kapje aangeboden. 45 euro. Eigenlijk teveel, maar als er morgen meer geld komt of ik de prijs win vanavond in de staatsloterij dan wil ik hem toch hebben. Dan opknappen, de mooisten zelf houden en een teasmade ook voor de dochter in haar nieuwe huis. Haar man houdt er niet van zegt ze, maar ze wil hem graag om haar eigen smaak en wil een kans te geven. De rest de markt op. Ik voel me koud terwijl het mooi lenteweer is. Paar maal in de tuin gehangen aan de tafel die zij die ik niet meer zie onder spetterde tot een ruimtelandschap. Creatief ondernemend wijf.
Daar staan ze in de kast. Doosjes kistjes, aantekeningenboekjes, boeken, foto’s en schilderijen van de vader. Delfts en ander blauw. Stapel fotoboeken uit de familie. Kunnen mooi in het nieuwe kitscherige ladekastje onder het raam. Alles komt van buiten. Wordt weer opnieuw ingedeeld. Kast vol teken en schilderspullen. Wat kan opgeruimd en wat zal ik er voor in de plaats leggen. Anders aanpakken, indikken, ruimte scheppen en toch weer volpleuren met moois. Wat moet in beeld zijn en wat kan verborgen worden. Altijd bang dat als het niet zichtbaar is vergeten wordt. Zoals de inhoud van de dozen toen ik dakloos was. Alles opgeslagen in het keldertje van de vader en een gehuurde opslag. Bizarre periode in het bestaan. Het lief toen dat mij niet meer wilde bezoeken. Was daar wel welkom en bij de broer en zijn geliefde. Toch drie daken boven het hoofd. Leefde uit mijn rugzak. Hier en daar een stapeltje kleren achtergelaten voor de broodnodige verschoning. Werken in Utrecht met gratis lunch. Mensen ontmoeten. De zaken weer opbouwen. Kapitalen die verdiend werden naar de belastingdienst brengen. Draak van een inspecteur die me maandelijks liet opdraven voor een handtekening. De lul. Jonglerend het bestaan door. Nergens een zekerheid. En dan vergeet ik de tijd dat ik dagelijks bij de vader was vanwege gedwongen werk in de postkamer. Brieven stempelen met een machine. De dag lang wachten tot de grote bulk binnenkwam. Tot die tijd boeken lezen, spelletjes doen of zoals het meisje in de groep dinosaurussen leren tekenen. Mocht de computer niet meenemen om er wat op te werken en studeren. Strafkamp en altijd blijven tot alle post weg was. Naar de vaderflat waar een opwarmmaaltijd op me wachtte.

 

4

Zak appels, netje mandarijnen. Half leeg. Kladblok met aantekeningen over werk en spontaan gespuide poëzie. Netjes overgetikt op de website. Direct aanpassingen maken. Woorden wissen, nieuwe invoelen en plaatsen. Nachtwerk allemaal na wat glazen. Na een film en wat onzin. Na alcoholische meditaties. Moment ontdekken dat de sluizen opengaan. Pen bij de hand, kladblok op schoot, nog een glas en nog meer nevel. Hou je in. Ga haar niet achterna die na veel flessen een hek omver reed. Op weg hierheen. De kleine wereld.
Wisselend weer. Lover groeit dicht. Woorden delen via apps. Recepten doornemen over kimchi met de jongste zoon. Stuurt foto’s vanuit Leiden. Werkt ook thuis. Muziek, muziek ik wil muziek! Hymne van het Russische leger. Volume vol uit. Link doorgezonden aan de boekenvrouw. Even het rode hart vullen. Moet dat gedicht nog eens opdiepen over de rode vlag. Diep taalgevoel. Malligheid uitwisselen. Samen met fantasieën over rebelse acties. Zoals maar weinigen dat kunnen. Blind vertrouwen. Blind Faith. 42 minuten. Had to cry today. Wereldmuziek. Komt altijd goed binnen. Gitaren, tranen in de stem. Leed en liefde. Aantekeningenboekjes in de kast. In zicht. Altijd half vol of nauwelijks vol. Archeologenwerk. Zal ik ooit een schrift volmaken? Of de pagina’s er uitscheuren en anders archiveren. De dagboeken die ik schreef in de tijd van de rokkenvrouw waren vol. Werden ongewenst gelezen. Merkte het aan wat ze tegen me zei. Altijd verraad verborgen in die woorden en vragen. Kon niet meer schrijven toen. Vrijheid verdwenen. Can’s find my way home. Ginger Baker op drums. Documentaire over gezien. Bijzonder muzikanten. Magneet voor mijn oog. Overbodige kennis. Vol van weetjes. Weet je dat zijn zoontje uit het raam viel vanaf de 32e verdieping? Clapton. Man vol verdriet en drank. Genialiteit uit leed. Mezen in de tuin. Vlak bij het raam pikt er een op de buitentafel. Scharrelaar naar voedsel. Soms bossen vogels in de pruimenboom. Akelei schiet uit de grond. Bloeit donkerpaars. Wilde zij ook wel zaden van. Heb het daar niet meer zien bloeien. Terrein onder aan de dijk. Paradijsje. Klapper met huiswerk van de school. Sloeg het laatst open. Vol verbazing en werkelijk begreep ik er niets meer van. Vol formules. Pubertekeningetjes in de kantlijnen. Grappig en soms vol erotische lading. Uitingen van het fysiek. Zucht naar identiteit. Al is het maar een mond. De mond van het meisje dat ook altijd in de zaal was tijdens de zondagavondconcerten in het dorp. Dorst haar nauwelijks aan te spreken. Toch eens gedaan. Geen resultaat. Die mond. Zuchten als ik de tekening zag. You are the reasen I’ve been waiting all these years. Liefdesoefeningen. Het eigen hart leren kennen. De druk afvoeren in mijn jongensbed. Kussen aan de verwarming verhitten en in het kruis duwen. Intens verdrietig en vol vreemde vreugde toch. Snelle orgasmes. Nog een keer. Nog een keer. Well All Right. Dansen. Maar alleen. Er zijn met de vriend en de meisjes bespreken. Luid spreken tijdens de muziek. Die is wel erg mooi. Jeetje wat een kontje. Keuring. Lachen. Pilsjes drinken. Schommelend alleen weer naar huis. Op de fiets langs de vaart waar regelmatig doden vielen. Eenzamen die geschept worden. Trap op naar de jongenskamer. Stenen muur met in een van de stenen een woord uitgebikt. Kut. Andere muren oranje, geel, groen. Mocht verf kopen en zelf schilderen. Alles in perfecte diagonalen uitgemeten. Eerste eigen thuis. Een kamer met bed. Oud dressoir met een klep als buro. Bij elkaar gespaarde bandrecorder die uur na uur aanstond. Brieven schrijven aan correspondentiemeisjes en kleine verhaaltjes. Huiswerk zo snel mogelijk en zo min mogelijk. Dat ging toch wel. Even snuffelen eraan. Tot het duidelijk was. Tekenen. Wat is er veranderd. Is deze wereld niet net zoals die toen? Jongenskamer. Manhole. Sea of Joy.

Drumsolo. Muziek weer gestart na theevisite van de buurman. Weer overhoop met zichzelf. Vol consperacy theorieen. Do what you like. Trommelgeweld. Zeikorgel. Stemmen. Hoe de dag door te komen. De foto’s in het ladekastje opbergen of toch eerst maar schilderen. Donkere kruisen op de crème lak. Alles afleiding van wat ik werkelijk zou willen. Een lijf tegen het mijne. Priemende tepels die in de huid steken. Warme natte kut. Zoet proeven. Zwoel beleven. Wat is een jongenskamer zonder vrouw?

De straat op. Tas vol lege bierflessen. Beetje opruimen. Ruimte maken. Niet verstikken. Zonnetje en stil op straat. Hier en daar een auto. Is dat een plek zonder gevaar? Een voertuig tenminste dat afgesloten is. Frisse lucht en daar bij de super ook de patatboer. Flinke rij mensen met afstand ertussen. Allemaal gelatenheid en hongerige magen. Naar binnen kan niet. Draaien lijf en hoofd. vermijden blikken of groeten kort de bekende. De patatbakker komt regelmatig een bruim papieren tasje naar buiten brengen. Zet het op een tafeltje voor de besteller. Snel naar huis anders word het koud. Het virus loert overal. Onzichtbaar. Thuis de handen weer wassen. Niet aan mn gezicht zitten. Regeltjes. Niemand weet hoe verstandig. Angsten. Wat als iemand de producten in de schappen aangeraakt heeft. Virusdeeltjes overbrengt. Hing aan de televisie gisterenavond. Doodmoe. Een tablet teveel van het diabetesmedicijn. Lamgeslagen. Eerst in diep slaap geweest. Film afgebroken. Daarna de talkshow met een deskundige. We weten het niet. Daar is nog niets van bekend. We doen er alles aan. Jolige gasten aan tafel waar ondanks de lol angst in heerst. Suf uitgekeken en weer wat energie voelen maar niet genoeg om die de nacht in te gaan. Nog even een documentaire over god. Kan nooit kwaad die te leren kennen. Wie het is. Waar god huist. Waar we hem tegenkomen. Zoals ooit in het dorp waar ik samen met een vriend gespreksgroepen wilde bijwonen. Georganiseerd vanuit de kerk. Geloof hoefde geen barrière te zijn. We wilden wel aan de drugsgroep meedoen. Zat vol. Kwamen terecht bij de groep over gebed. Wonderlijke ervaring. Gebed ok maar tot wie bid je. Op zoek naar wie die god is. Een boerenzoon die echt wel weet dat god op een wolk zit. Een schoolmeisje dat hem s’morgens voelt als ze op de fiets zit. Gekwinkeleer van vogels. Rijen bomen. Daar woont god. God is iedereen. We zijn het samen. Theorieën en overtuigingen. En daar bleven de avonden bij. Op zoek naar god. De heer. De natuur. De alomtegenwoordige. De grote onbekenden. Nimmer te definiëren.

Weken later alweer sinds Bachs Mattheus. Nacht met King Crimson. Rauw en overweldigend en inspirerend tot woorden. De isolatie. Zelfverkozen en voorgeschreven, maar wel met een nieuwe vrouw. Impulsvrouw. Enorm aanwezig in al haar woorden. Stil ook soms en aanraakbaar. Huid op huid zondigen tegen besmettingsgevaar. Stacaravan op een camping. Op de massagetafel onder de olie. Mijn woonkamer. Mijn kleine wereld die dichtslibt met theewekkers. Manie. Poging een perfecte te vinden. Overal wel kleine gebreken. Niet werkende wekkers. Stilstaande tijd. Zoals de pendule, maar die moet opgewonden worden. Hier in de nacht een hunkering naar een lijf om tegenaan te kruipen. En toch disciplinair zonder alcohol om die zucht te verdrijven. Leeg bed. Kachel aan in Juni. King Crimson speelt Cirkus. Magisch. Night: her sable dome scattered with diamonds. Drijf weg op klanken, opwellende emotie. Wat tranen. Die niet vloeien, maar ik voel ze toch biggelen. Ontroering uit de muziek Zoals in Red. Steun in het redershuis op het waterdorp. Zag het op een foto vorige week. De schuur. Het raam van mijn woonkamer met de ossenbloedrode luiken. De slaapkamer met opengeslagen bovenluik. Waar ik ooit uithing met een glimlach. Vroeger een bergzolder geweest. Mijn bed dat er stond. Het meisje dat langskwam maar liever het logeerbed wilde. Pas veel later uitgekomen dat ze niet wist wat ik voor haar voelde. Maar er was geluk. Sint Maarten. Kinderen aan de deur die warme chocomel kregen, maar het vaak niet wilden. Duurde te lang. Wilden snel langs de deuren. Meer snoep scoren op het kleine dorp. Pas na jaren vond ik het meisje terug in de krochten van facebook. Vragen. Ben jij het? En nu spreken we elkaar soms. Lazen elkaar brieven voor via een videoverbinding die we beiden van elkaar bewaard hadden. Tijdscapsule. En weken daarna de melding dat ze een gezwel had in de buik. Onverklaarbaar. Plots ontdekt. Vlak voor de lockdown geopereerd. Moet haar weer spreken. Zal het doen. Als de war die heerst niet te groot is. Dingen op een rijtje zetten hier in mijn domein. Een doos met kadoos voor familie maken en opsturen. Nee geen bier nu. Neem nog een thee. Een warme en ga slapen. Spreek ik me toe. Stapels op de tafel. Postzegels en catalogi, kranten en kistjes, Laxmi met haar geldstroom. De broodplank. Het extra draadloos toetsenbord om via de telefoon te chatten met een onderdanig meisje. Wil anoniem blijven. Wil zelfs haar stem niet laten horen. Vragen roept ze op. Ben je dan bekend? Zou ik die stem herkennen? Laat het maar rusten. Kapotte lamp. Schilderijtje van de zee. Strand. Openheid. Vrijheid. Zo ver weg van hier. Schepen aan de horizon. De zilte lucht. Krakende schelpen onder de zolen. Branding. Zeezang. Krijsende meeuwen. Rond afgesleten fragmenten hout. Fripps gitaar zingt. Live in Mexico 2017. Sleur me mee. Wees de drug die je zijn kunt. Laat me hallucineren in deze woorden. Of opspringen voor een dans. Wild door de volle kamer. Eindelijk weer in beweging. De wandeling die ik telkens weet te negeren. De fiets die in de schuur blijft. De tuin waar de esdoorns woekeren. Stil weggedoken verander ik gewoonten en ritme. Tracht weer vroeger te gaan slapen en opstaan. Maar waarom. Dat is de vraag. Waarom. Mijn god: Red. Zoals het schalde in het rederhuis met het blauwe trapgat. Om me weer op te tillen. Om mezelf weer te vinden. De levenskracht te herstellen. Alleen. Voorzichtig de naald op de plaat plaatsen en wachten op het eerste overweldigende akkoor. Moed vinden. Weer op de fiets klimmen naar de oogverblindende collega om met haar auto naar het kantoor te rijden. Nacht. Fallen Angel. Bloed en wonden. Rood kleurende sneeuw. Tragedie die bij de schouders grijpt. Dooreen schud. Wordt wakker. Hoor de sax wervelen. De akkoorden snijden. En dan die melodie. Gebeeldhouwd in het brein. Alles herkenbaar. Troost in noten. Strelende rifjes. God only knows for how long. Thee. Zet die thee toch. Ook alvast maar weer voor morgen. Duizend gedachten. Vol aanrecht. Morgen maar. Is geen nachtwerk. Vloer vegen en soppen. Beetje schoon blijven. Het zou de boekvrouw storen als ze het zag en een vraagteken op haar voorhoofd tekenen. Bezorgheid in haar vragen. Kom muze. Kom met je volle lijf. Met die zachte huid. Je tong die draait om de mijne. Je zoekende handen. Vocht aan mijn vingers. Thee-ei zorgvuldig vullen met jasmijnthee. In de pot hangen. Flinke bodem water om de bitterheid tegen te gaan. Nog wat extract eerst in de blauwe vogelbeker. Water koken. Pot en beker vullen. Wat komt er morgen. Wat wil mijn aandacht. Is er een avontuur? Lark’s tongues in aspic. Zou het graag de speakers uit laten spuiten. Maar er zijn buren. Een zwangere bovenbuur. Lachgraag. Op het punt te verhuizen. Verschuiving in de woongemeenschap. Nieuwe buurvrouw die gaat komen. En zo stroomt het door. Confusion will be my epitaph.